vrijdag 23 juni 2017

Stageopdracht 2: Beeldende Vorming

Voor het vak Beeldende Vorming moesten we afgelopen semester onze tweede stageopdracht uitvoeren. Ik heb deze opdracht twee maanden geleden uitgevoerd in mijn stageklas (groep 3).

Stageopdracht:

  • Ontwerp een BV les op basis van het lesfasenmodel, met hedendaagse beelden in de receptieve fase, een beeldend probleem in de productieve fase en een beoordelingscriteria in de reflectieve fase.
  • Je verzonnen opdracht (2D, 3D of 4D) heeft uitdagende materialen en/of technieken.

Mijn verzonnen opdracht:

Op mijn stageschool werd er veel gewerkt rond het thema kunst. Het leek mij leuk om hier op in te spelen. Ik koos de schilder Vincent van Gogh uit als inspiratiebron voor mijn opdracht.

In de receptieve fase vroeg ik de leerlingen wie hem en/of zijn werk kent. Vervolgens liet ik voorbeelden van zijn werk zien en vroeg de leerlingen goed te kijken naar zijn schildertechniek, wat viel hen op? Ik legde de leerlingen uit dat zij in de productieve fase zelf een schilderij gingen maken aan de hand van zijn techniek. De leerlingen moesten eerst met potlood een soort schets van hun werk maken. Vervolgens mochten zij met wattenstaafjes hun werk gaan "verven". De leerlingen mochten niet verven zoals zij gewend zijn, maar moesten allemaal stipjes zetten, net als van Gogh doet. Ik had expres een kleiner formaat papier gekozen zodat het niet oneindig lang zou duren. Bij de reflectieve fase hebben we met z'n allen het werk besproken en elkaars werk bekeken. De meeste leerlingen vonden het nog wel moeilijk om te verven met alleen maar stippen. De leerlingen vonden het echter wel heel erg leuk om te doen. Vooral verven met een wattenstaafje vonden zij bijzonder.

Het werk van een aantal leerlingen

De leerlingen vonden de opdracht erg leuk! De kunstwerken zijn op de onderstaande foto nog niet allemaal af, maar daar werd de volgende keer verder aan gewerkt. Inmiddels hangen de kunstwerken in het klaslokaal. 


Dit was mijn laatste blogpost,
Bedankt voor het lezen!
Manon






Les 8, 23-06-2017

Helaas kon ik bij de vorige les (les 7, over klei), niet aanwezig zijn. Vandaag is de laatste (echte)Beeldende Vorming les van het eerste jaar. Volgende week hebben we nog een overkoepelende les met drama en muziek. Vandaag gaat de les over het Beeldend vermogen.

Doelen van de les:

*Je kunt de eerste 3 ontwikkelingsfasen van het beeldend vermogen van kinderen benoemen en toelichten.
*Je kunt de kindertekening van je stage indelen in de 3 ontwikkelingsfasen van het beeldend vermogen.
*Je kunt aan de hand van kenmerken in tekeningen beargumenteren in welke ontwikkelingsfase het kind zit.
*Je kunt een bewuste keuze maken voor een opdracht die het beeldend vermogen van kinderen stimuleert.

Doel 1: Je kunt de eerste 3 ontwikkelingsfasen van het beeldend vermogen van kinderen benoemen en toelichten.

*Fase 1: In deze fase zijn de kinderen ongeveer 1,5 tot 4 jaar oud. De leerlingen zijn vooral gericht op het onderzoeken van het materiaal. De kinderen zullen niet mooie tekeningen maken, maar vooral nog krassen en krabbelen.
*Fase 2: In deze fase zijn de kinderen ongeveer 5 tot 8 jaar. De kinderen kennen als het goed is het beschikbare materiaal en gaan beginnen met echt mensen, dieren, voorwerpen, etc. maken. Bij het maken van een tekening of schilderij zullen de kinderen erg veel de gecodeerde werkelijkheid maken. Ze zullen water bijvoorbeeld altijd blauw tekenen, ook al is water niet altijd blauw.
*Fase 3: In deze fase zijn de kinderen ongeveer 9 tot 15 jaar oud. De kinderen willen nu graag de zichtbare werkelijkheid weergeven. Er wordt realistischer getekend/ geschilderd en het kleur gebruik is niet meer gecodeerd. De kinderen zullen vooral iets maken waar hun belangstelling ligt.

Doel 2: Je kunt de kindertekeningen van je stage indelen in de 3 ontwikkelingsfase van het beeldend vermogen

Deze les hebben wij in groepjes 30 tekeningen van kinderen (1 - 9 jaar) bestudeerd. Deze tekeningen moesten wij op volgorde leggen van jong naar oud. Hierbij deel je de tekeningen in, in de 3 ontwikkelingsfases van het beeldend vermogen. Over het algemeen ging het best goed, maar het was moeilijker dan gedacht. Gelukkig leerden wij later hoe je aan de hand van kenmerken kan zien in welke ontwikkelingsfase het kind zit (zie volgend doel).


Doel 3: Je kunt aan de hand van kenmerken in een tekening beargumenteren in welke ontwikkelingsfase het kind zit

Nadat we met ons groepje de 30 tekeningen van de leerlingen van jong naar oud gesorteerd hadden, kregen we strookjes met kenmerken erop. Deze kenmerken moesten we bij de juiste tekening leggen. Een paar kenmerken waren: Doorzichtigheid, horizon, omklapping, grondlijn, schema, etc. Na deze opdracht hebben we met z'n allen besproken waarom welk kenmerk op een bepaalde plek hoort. Het kenmerk doorzichtigheid hoort bijvoorbeeld bij de eerste ontwikkelingsfase, het kind tekent hier immers nog "doorzichtig". Zo kan je aan de kenmerken in een tekening zien in welke fase het kind zit wat betreft tekenen.


Doel 4: Je kunt een bewuste keuze maken voor een opdracht die het beeldend vermogen van kinderen stimuleert.

Het beeldend vermogen van kinderen kan je stimuleren aan de hand van opdrachten. In hoeverre je het beeldend vermogen van het kind stimuleert hangt van de opdracht af. Een leuke opdracht waar je het beeldend vermogen van kinderen mee kan stimuleren hebben wij vandaag zelf ook uitgevoerd. We kregen een A3 blad die we in 8 stukken moesten vouwen. In het eerste vakje moesten we binnen 2 minuten een ridder tekenen. In het tweede vakje moesten we binnen 2 minuten een close-up van de ridder tekenen, en zo ging het door. Je krijgt dus steeds heel kort te tijd om te bedenken wat en hoe je het precies gaat tekenen en het daadwerkelijk uitvoeren. Er bestaan veel meer opdrachten die je op het internet kan vinden of zelf verzinnen. Bij het kiezen van zo'n opdracht is het van belang om bewust te kiezen voor een opdracht waar de leerling verschillende kenmerken in kan uitvoeren.
Mijn eindresultaat van bovenstaande opdracht

Bedankt voor het lezen van mijn blogpost! Er komt nog één post over de uitvoering van mijn uitgevoerde BV-les in mijn stageklas, daarna zal dit blog afgerond zijn.
-Manon
 

vrijdag 12 mei 2017

Les 6, 12/05/2017

Vandaag hadden we onze eerste Beeldende Vorming les van periode 4. Het was inmiddels alweer een halfjaar geleden sinds we een Beeldende Vorming les gehad hebben. Het onderwerp van deze les was: Beeldaspecten. In de les stonden drie doelstellingen centraal.

Doelen van de les:

  • Je kunt een omschrijving geven van een aantal afzonderlijke beeldaspecten per categorie.
  • Je kunt de werking van beeldaspecten in relatie brengen tot de inhoud van een beeld.
  • Je kunt aangeven op welke manier beeldaspecten lessen BV op de basisschool kunnen verdiepen.

De opdracht van de les:

Deze les hebben we zelf een pop van stof gemaakt. De opdracht was verder erg open. We konden zelf kiezen wat voor soort pop we maakten en hoe. Mijn poppetje was een soort rondje met benen en grote ogen.

Je begint met een schets te maken van je pop, je moet niet te dunne/ kleine delen tekenen, want dit is moeilijk om te maken. Als je schets af is dan knip je hem uit. Vervolgens kies je een kleur stof/ vilt. Je vouwt het vilt dubbel en legt je schets erop. Je prikt met veiligheidsspelden je schets aan het vilt vast. Vervolgens knip je het vilt uit. Omdat je het vilt hebt dubbel gevouwen heb je meteen twee stukjes vilt in de juiste vorm. Daarna haal je je schets weg, deze heb je niet meer nodig. Je kan nu beginnen met de twee viltjes aan elkaar te naaien. Eerst hecht je aan en vervolgens maak je allemaal steken langs de zijkant van je vilt. Let er op dat je je poppetje niet meteen dicht naait, want er moet nog vulling in. Je kan je poppetje opvullen met watjes, veren, haren, etc. Ik heb een potlood gebruikt om het wol in de pootjes van mijn poppetje te duwen. Nadat ik mijn poppetje opgevuld had kon ik hem echt helemaal dicht naaien.

Helaas hadden we niet enorm veel tijd. De ogen, de mond en het haar van mijn poppetje heb ik er dus nog snel met lijm opgeplakt. Als je meer tijd hebt, is het mooier om dit ook vast te naaien.
Mijn zelf gemaakte poppetje

Doel 1: Je kunt een omschrijving geven van een aantal afzonderlijke beeldaspecten per categorie.

Er bestaan verschillende soorten beeldaspecten, zoals: kleur, vorm, ruimte, textuur, compositie, etc. Wij hebben in de les dit doel behaald door ons voorafgaand aan de opdracht te oriënteren. We hebben de verschillende beeldaspecten bestudeerd. We weten nu welke beeldaspecten er zijn, wat de betekenis precies is van deze beeldaspecten en welke verschillen in niveaus er zijn in de groepen op de basisschool. Zo houden de kleuters echt van opvallende kleuren en kan een bovenbouw groep een sfeer van een afbeelding "proeven" aan de hand van de kleuren.

Doel 2: Je kunt de werking van beeldaspecten in relatie brengen tot de inhoud van een beeld.

Elk beeld is anders. Elk beeld kan je dus anders interpreteren en er verschillende beeldaspecten in terug zien. Bij een 3D beeld kan je veel meer de vorm of compositie terug zien dan bij een statische tekening. We hebben in de klas verschillende werkjes gekoppeld aan verschillende beeldaspecten. Welke beeldaspecten zie je nou waar en hoe terug?

Doel 3: Je kunt aangeven op welke manier beeldaspecten lessen BV op de basisschool kunnen verdiepen.

Op elke basisschool wordt er wel eens geknutseld. Beeldaspecten kunnen deze knutsellessen verdiepen. Door beeldaspecten in een knutsel les te benoemen gaan kinderen anders naar hun eigen werk, maar ook naar het werk van andere kijken. Hoe zit zo'n beeld nou ik elkaar? De leerlingen leren o.a. het werk te waarderen en krijgen meer inzicht in het proces van een "beeld" creëren.

-Bedankt voor het lezen!
Manon.

zondag 6 november 2016

Les 5, 04/11/2016

Afgelopen vrijdag hadden we alweer de laatste Beeldende Vorming les van de periode. Deze les konden we kiezen uit twee verschillende opdrachten. In de les stonden drie doelstellingen centraal.

Doelen van de les:
  • Je kunt de eerste drie ontwikkelingsfasen (van de 5) uit de theorie van Parsons onderscheiden.
  • Je kunt verschillende typen vragen formuleren bij beelden uit de beeldcultuur.
  • Je kunt onderbouwen waarom een bepaalde vraag aansluit bij een bepaalde ontwikkelfase.
De opdracht van de les:
*Eerste opdracht: Bij de eerste opdracht die je kon kiezen was het de bedoeling dat je van ijzerdraad een soort "mobiel" moest maken. Een eis bij deze opdracht was dat je met het ijzerdraad een balans moest maken. De mobiel moest dus in evenwicht zijn. Eventuele opties bij het maken van zo'n mobiel was om er circusfiguren of geometrische vormen aan te hangen. Bovendien kon je de mobiel nog versieren met kralen en tape.
Een balans gemaakt met geometrische vormen, voorbeeld opdracht 1.

















*Tweede opdracht: Bij de tweede opdracht die je kon kiezen was het de bedoeling dat je met goedkope materialen een dier kon bouwen. Zo kon je het lichaam van het dier vormgeven met proppen papier of karton. Daarna kon je met (gekleurde) tape het lichaam van het dier aan elkaar maken en decoreren. Je kon ervoor kiezen om het dier heel realistisch na te maken, of juist de natuurlijke vorm van het dier een beetje te manipuleren.
Een slak gemaakt van goedkope materialen, voorbeeld opdracht 2.


De uitvoering van de opdracht:
Deze les had ik gekozen voor opdracht 1: Het maken van een balans van ijzerdraad in de vorm van een "mobiel". Ik begon met het maken van de basis van mijn mobiel. Aan het plafond van het lokaal hingen ijzerdraadjes waaraan je een mobiel kon maken. Allereerst maakte ik aan zo'n ijzerdraadje een haakje met een rondbektang. Vervolgens stak ik hier een ander ijzerdraadje doorheen die ik eerst met een rondbektang gekruld had. 

De basis van mijn mobiel (balans)












Toen de basis van mijn mobiel eenmaal hing heb ik besloten om het te versieren met geometrische vormen. Aan de ene helft van mijn balans hing ik cirkels versierd met groen tape. Aan de andere helft van mijn balans hing ik vierkanten versierd met oranje tape. Om de mobiel nog een beetje te decoreren heb ik op het laatste moment er nog kralen aangehangen. Aan beide kanten hingen twee vormen en 7 kralen. Hierdoor was de mobiel in balans/ in evenwicht.

Het eindresultaat.


















Doel 1: Je kunt de eerste drie ontwikkelingsfasen (van de 5) uit de theorie van Parsons onderscheiden.
Parsons heeft enkele jaren lang onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het esthetisch oordelen. Parsons heeft 5 ontwikkelingsfasen (ook bekend als 5 stadiums) ontworpen en beschreven waar een persoon zich in kan bevinden bij het esthetisch beoordelen van iets. Parsons is er van overtuigd dat ieder opeenvolgende fase in de esthetische ontwikkeling een beter en meer adequaat oordelen mogelijk maakt. Omdat basisschool leerlingen zich vooral in de eerste drie fases bevinden is het belangrijk dat wij de eerste drie ontwikkelingsfasen kunnen onderscheiden.

*Fase 1 (Favoritisme): Het jonge kind, onderbouw van de basisschool àHet oordeel van het kind is gebaseerd op de associaties die het kind met het beeld heeft. Zintuigen en kleur spelen hier een belangrijke rol bij. Het kind maakt niet goed onderscheid tussen morele en esthetische waarden.
*Fase 2 (Representatie): Het wat oudere kind, midden- en bovenbouw van de basisschool àHet oordeel van het kind is vooral gericht op de werkelijkheid. Is het kunstwerk realistisch?
*Fase 3 (Expressie): Beginnende tienerjaren, bovenbouw van de basisschool en eerste paar jaar van de middelbare school à Het kind kijkt vooral naar de intenties die de kunstenaar had bij het maken van het beeld. De betekenis van het werk wordt opgevat als een subjectieve ervaring van de maker. De betekenis van het werk is ondergeschikt aan de expressie/ het gevoel dat het werk bij de kijker losmaakt.

Doel 2: Je kunt verschillende typen vragen formuleren bij beelden uit de beeldcultuur.
Er bestaan veel verschillende typen vragen bij beelden uit de beeldcultuur. Zo kan je alleen al veel verschillende open en gesloten vragen formuleren. Bij het analyseren van een beeld kan je het best openvragen formuleren. Bij openvragen geef je een persoon de kans om zelf een mening te creëren over het beeld. Bij het formuleren van deze openvragen is het belangrijk om rekening te houden met je doelgroep. Jonge kinderen beoordelen een beeld op een hele andere manier met hele andere argumenten dan volwassenen. Je vragen moeten hier op aan sluiten.

Doel 3: Je kunt onderbouwen waarom een bepaalde vraag aansluit bij een bepaalde ontwikkelfase.
Bij het formuleren van verschillende typen vragen over beelden uit de beeldcultuur is het belangrijk om met je doelgroep rekening te houden. Zoals bij doel één al beschreven is bevinden verschillende leeftijden zich in verschillende ontwikkelingsfasen.

Bij jonge kinderen kan men bijvoorbeeld vragen formuleren die vooral inspelen op de zintuigen van het kind zoals "welke kleuren zie je?" Bij iets oudere kinderen kan je al wat dieper op het werk in gaan en bijvoorbeeld vragen waar het beeld op gebaseerd zou kunnen zijn. Aan tieners zou je kunnen vragen welke boodschap de maker met zijn werk mee wil geven en in hoeverre hij/zij daar in geslaagd is.

Bedankt voor het lezen van mijn blogpost!
-Manon


zaterdag 29 oktober 2016

Les 4, 28/10/2016

Na al een aantal weken geen Beeldende Vorming meer gehad te hebben mochten we vandaag weer aan de slag. Vandaag hadden we niet één, maar twee leuke opdrachten. De vierde les had drie verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:
  • Je kunt drie perioden in de beeldcultuur (klassiek, modernistisch en postmodern) beschrijven.
  • Je kunt een beeld onderzoeken en omschrijven waarop de betekenis van het beeld gebaseerd is.
  • Je kunt aan de vorm of inhoud van een beeld een open en controleerbare opdracht koppelen.
De opdracht van de les:
*Eerste opdracht:
De eerste opdracht van vandaag gaat in op de bovenstaande doelstellingen. In drietallen kies je een kunstwerk uit, die je vervolgens gaat "bekijken". Het is de bedoeling dat je omschrijft wat je op het beeld ziet, wat je erbij denkt en hoe je erbij voelt.
Het is dan ook zeer belangrijk dat als je in je stageklas een kunstwerk laat zien je met de leerlingen een kijkrondje doet. Vraag aan ze: 'Wat zie je?' 'Waar denk je aan?' en 'Wat voel je?' Je moet je leerlingen als het ware leren kijken. Vervolgens was het de bedoeling om in dezelfde drietallen een pod-cast te maken over het gekozen kunstwerk. In de pod-cast vertel je met je groepje wat er volgens jou afspeelt op het gekozen kunstwerk/ beeld. Maak er je eigen verhaal bij.
*Tweede opdracht:
De tweede opdracht was minder op de doelstellingen van de les gericht. Deze opdracht was meer een "inspiratie opdracht" om in je stageklas uit te voeren. Ik had als opdracht voor groep 7 om een landschap waar iets dramatisch gebeurd af te beelden. Het was de bedoeling dat je met ecoline verfde.









Doel 1: Je kunt drie perioden in de beeldcultuur (klassiek, modernistisch en postmodern) beschrijven.
In de les hebben we kort, maar krachtig drie verschillende perioden in de beeldcultuur beschreven. We hebben eerst klassieke schilderijen bekeken. De klassieke schilderijen zijn vaak traditioneel. Vervolgens hebben we modernistische schilderijen bekeken. De modernistische schilderijen zijn "nieuwer" dan de klassieke schilderijen en een stuk abstracter. Het is niet raar als een kunstwerk alleen maar uit strepen en/of kleurvakken bestaat. Als reactie op de modernistische stroming ontstond het postmodernisme. Een van de belangrijkste kenmerken van het postmodernisme is de twijfel aan de waarheid.

Doel 2: Je kunt een beeld onderzoeken en omschrijven waarop de betekenis van het beeld gebaseerd is.
In de les hebben we in drietallen een beeld onderzocht terwijl we een pad-cast opnamen. Ik zat samen met Cindy en Louise in het groepje. We hadden een beeld van Frozen uitgekozen. Louise speelde de lerares en Cindy en ik waren de leerlingen. Louise stelde vragen aan de hand van de plaat aan ons. De vragen waren gebaseerd op de eerder genoemde vragen: "Wat zie je?" "Wat denk je?" en "Wat voel je?" Door het stellen van deze vragen onderzocht Louise de betekenis waarop het beeld gebaseerd is. De antwoorden van Cindy en van mij omschreven dan waar de betekenis van het beeld op gebaseerd is.

Doel 3: Je kunt aan de vorm of inhoud van een beeld een open en controleerbare opdracht koppelen.
In een eerdere blogpost heb ik al uitgelegd wat een controleerbare- en wat een open opdracht is. Een controleerbare opdracht betekend letterlijk een opdracht die controleerbaar is. Door het thema of de richtlijnen die gegeven worden bij de opdracht kan je controleren of de opdracht goed is uitgevoerd. Bij een beeld of kunstwerk kun je dus ook een controleerbare opdracht geven. De eerste opdracht die wij deze les uitgevoerd hebben was bijvoorbeeld een controleerbare opdracht. Het is namelijk controleerbaar of je met de pod-cast het kunstwerk/beeld goed onderzocht en omschreven hebt.
Bij een open opdracht word je veel "vrijer" gelaten en hoef je niet aan eisen van een opdracht te voldoen, je kan je eigen input geven. De eerste opdracht die wij deze les uitgevoerd hebben was dus ook voor een deel een open opdracht. We waren namelijk zelf in staat om een eigen kunstwerk/ beeld te kiezen. Zo zijn er nog veel meer mogelijkheden om een open- en controleerbare (of een combinatie van die twee) opdrachten te verzinnen.

Het eindresultaat
Helaas kan ik het eindresultaat van de eerste opdracht (de pod-cast) nu niet laten zien. Het fragment van de pod-cast is opgeslagen op een Ipad van de Hoge School en nu dus buiten mijn bereik.
Het eindresultaat van de tweede opdracht kunt u hieronder zien. Ik heb gekozen om als landschap waar iets dramatisch afspeelt de bosbranden in Californië weer te geven.














Bedankt voor het lezen!
Manon.


donderdag 20 oktober 2016

Stageopdracht: Beeldende Vorming

Voor het vak Beeldende Vormig is het de bedoeling dat we ook een stageopdracht uitvoeren. Vorige week dinsdag heb ik op mijn stageschool een les Beeldende Vorming gegeven.

Doel van de les:
Een goede les beeldende vorming sluit aan op de belevingswereld van de leerling, bestaat uit 3 procesfasen en omvat een beeldend probleem. In deze opdracht oefen je met een beeldende vorming les, de les moet uitdagend zijn voor kinderen en er moet een hoop plezier aan te beleven zijn.

Stageopdracht:
  • Je zet een bestaande les uit een methode BV (Moet je doen/ InGebeeld) om naar het lesfasemodel.
  • Je past de les aan zodat het aansluit bij de hedendaagse belevingswereld van het kind.
  • Je bedenkt een tot de verbeelding sprekende introductie van de les met beeldmateriaal.
  • Je voert deze les uit in je stageklas.
Voorbereiding:
Aangezien de opdracht op een methode BV gebaseerd moest zijn, heb ik in de mediatheek op de Hoge School de "Moet je doen" boeken eens doorgespit. Mijn les zou plaatsvinden op 4 oktober, aangezien dat dierendag is hoopte ik een les te vinden die hier op aansloot. Uiteindelijk heb ik voor les 16: Dierenmensen gekozen. Ik was er van overtuigd dat deze les goed past bij de hedendaagse belevingswereld van het kind.

Bij deze opdracht is het de bedoeling om een portret van jezelf te schilderen met een dierenkop. De leerlingen moeten echter goed nadenken over welk dier zij zijn. Het is de bedoeling dat de leerlingen een bewuste keuze maken. De leerlingen mogen niet hun lievelingsdier schilderen, ze moeten schilderen wat bij hun karakter past. Een klunzige leerling kan bijvoorbeeld zichzelf schilderen met een ezel kop, etc. Vervolgens moeten de leerlingen ook kunnen beargumenteren waarom zij voor dit specifieke dier gekozen hebben. Om de les uitdagender te maken heb ik besloten om de verftechniek "pointillisme" uit te leggen. Het is de bedoeling dat elke leerling aan het eind van de les een werkstuk kan schilderen m.b.v. deze techniek. De leerlingen mogen echter wel zelf kiezen of ze deze techniek toepassen in hun eindwerk of niet.

De benodigdheden voor deze les zijn: papier (bij voorkeur wit A4), potlood, kwasten, penselen en verf.

Uitvoering:
Ik heb deze les als volgt omgezet naar het lesfasemodel:
*Receptie: Introduceer het onderwerp, vraag of de leerlingen weten welke dag het is, vraag wie er thuis zelf huisdieren heeft (en welke), leg de opdracht uit met behulp van beeldmateriaal.
*Productie: Denk na over je dierenkop. Maak een schets van je werk met potlood. Maak je eindwerk met kwasten, gebruik een dikke kwast voor de grote lijnen en een penseel voor de details. Maak bij tijd over ook een passende achtergrond of je vrienden/ familie.
*Reflectie: Vraag klassikaal wat de leerlingen gemaakt hebben, vraag vervolgens waarom ze dat gemaakt hebben. Laat de leerlingen elkaars werk bekijken en geef elkaar tips en tops.

Nadat ik het onderwerp geïntroduceerd had en de bedoeling van de les uitgelegd had, gingen alle leerlingen enthousiast aan het werk. Omdat de ene leerling sneller dan de ander werkt was er altijd genoeg ruimte aan de "verftafel".  Aan de leerlingen die niet meteen een dier konden verzinnen heb ik vragen gesteld zoals 'wat zijn jouw hobby's?' Op deze manier kon elke leerling na een tijdje aan de slag gaan.


Na circa. een uur bezig geweest te zijn had bijna iedereen het portret af. De resultaten zijn erg mooi geworden. De leerlingen hadden duidelijk plezier in hun werk, dat is ook te merken aan hun eindwerkstuk.

Na een korte reflectie op de les konden de kinderen enthousiast naar huis gaan en hun werk aan hun ouders laten zien.

Ik vond het geven van een BV-les erg leuk en hoop het in de nabije toekomst nog eens te kunnen doen.

Bedankt voor het lezen,
Manon.




dinsdag 18 oktober 2016

Les 3, 07/10/2016

Vorige les hadden we van verpakkingsmateriaal een "racemonster" gemaakt. Deze les gingen we bij Beeldende Vorming een stop-motionanimatie filmpje maken met ons racemonster als hoofdrol! De derde les had drie verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:
  • Je kunt een korte stop-motionanimatie maken waarin bewegingssuggestie tot uitdrukking komt.
  • Je kunt benoemen welke werkprocessen aan bod zijn gekomen bij de totstandkoming van de animatie.
  • Je kunt met een vooraf bepaalde (beoordelings-)criteria reflecteren op het eigen (groeps-)werkstuk.
De opdracht van de les:
Deze les hadden we als opdracht om een korte Stop-motionanimatie film te maken. Met dezelfde groep als vorige week gingen we meteen enthousiast aan de slag. Een stop-motionanimatie is een filmpje die uit allemaal foto's bestaat. Als eerst maakte we een "storyboard", we bedachten dus de verhaallijn. Ons racemonster zou gaan vliegen tussen de bergen en vervolgens neerstorten. Vervolgens maakte we de decoratie voor bij ons verhaal. We konden gebruik maken van een green-screen, hierdoor konden we een perfecte omgeving voor het verhaal creëren. Daarna was het tijd voor het leukste: Het opnemen van onze stop-motionanimatie film!
Doel 1: Je kunt een korte stop-motionanimatie maken waarin bewegingssuggestie tot uitdrukking komt.
Bij het maken van een stop-motionanimatie is het de bedoeling dat je een leuk filmpje maakt d.m.v. allemaal foto's achterelkaar te plakken. Je kan een bewegingssuggestie tot uitdrukking laten komen door het object, ons racemonster, steeds een klein beetje te verplaatsen. Door steeds een nieuwe foto te maken van dezelfde setting, maar met het racemonster net iets anders krijg je een leuk effect. Als je de foto's namelijk snel achter elkaar afspeelt krijg je een bewegingssuggestie. Het lijkt of het racemonster echt beweegt.

Het opnemen van onze stop-motionanimatie film


















Doel 2: Je kunt benoemen welke werkprocessen aan bod zijn gekomen bij de totstandkoming van de animatie.
In het beeldend onderwijs kan men verschillende werkprocessen volgen: nabootsen, experimenteren/ improviseren, associatief werken, gebruik van toeval als ordeningsprincipe, planmatig en gefaseerd werken.

Bij het tot stand laten komen van onze animatiefilm hebben we vooral het werkproces experimenteren veel gebruikt. Het was in eerste instantie nogal moeilijk om ons racemonster daadwerkelijk te laten vliegen, hoe doe je dit? Het filmen van ons vliegende racemonster heeft dan ook meerdere pogingen nodig gehad, maar door het experimenteren (wat werkt wel en wat niet?) is het ons uiteindelijk wel gelukt. Bovendien hebben we gebruik gemaakt van toeval als ordeningsprincipe en planmatig en gefaseerd werken.

Doel 3: Je kunt met een vooraf bepaalde (beoordelings-)criteria reflecteren op het eigen (groeps-)werkstuk.
Na afloop van de les hebben we als groep gekeken naar ons eindproduct. We bespraken wat we van de opdracht vonden en hoe we die uitgevoerd hebben, wat ging er goed en wat minder? Vervolgens hebben we met de gehele klas besproken wat we er van vonden. Officieel zouden we elkaars animatie nog beoordelen op vorm, inhoud en techniek via een toetsmatrijs, maar dit is niet meer ter sprake gekomen.

We hebben tijdens het maken van onze stop-motionanimatie film veel gelachen en geleerd.
Al met al was deze les zeer geslaagd.

Bedankt voor het lezen,
Manon :)