Doelen van de les:
- Je kunt de eerste drie ontwikkelingsfasen (van de 5) uit de theorie van Parsons onderscheiden.
- Je kunt verschillende typen vragen formuleren bij beelden uit de beeldcultuur.
- Je kunt onderbouwen waarom een bepaalde vraag aansluit bij een bepaalde ontwikkelfase.
De opdracht van de les:
*Eerste opdracht: Bij de eerste opdracht die je kon kiezen was het de bedoeling dat je van ijzerdraad een soort "mobiel" moest maken. Een eis bij deze opdracht was dat je met het ijzerdraad een balans moest maken. De mobiel moest dus in evenwicht zijn. Eventuele opties bij het maken van zo'n mobiel was om er circusfiguren of geometrische vormen aan te hangen. Bovendien kon je de mobiel nog versieren met kralen en tape.
Een balans gemaakt met geometrische vormen, voorbeeld opdracht 1. |
*Tweede opdracht: Bij de tweede opdracht die je kon kiezen was het de bedoeling dat je met goedkope materialen een dier kon bouwen. Zo kon je het lichaam van het dier vormgeven met proppen papier of karton. Daarna kon je met (gekleurde) tape het lichaam van het dier aan elkaar maken en decoreren. Je kon ervoor kiezen om het dier heel realistisch na te maken, of juist de natuurlijke vorm van het dier een beetje te manipuleren.
Een slak gemaakt van goedkope materialen, voorbeeld opdracht 2. |
De uitvoering van de opdracht:
Deze les had ik gekozen voor opdracht 1: Het maken van een balans van ijzerdraad in de vorm van een "mobiel". Ik begon met het maken van de basis van mijn mobiel. Aan het plafond van het lokaal hingen ijzerdraadjes waaraan je een mobiel kon maken. Allereerst maakte ik aan zo'n ijzerdraadje een haakje met een rondbektang. Vervolgens stak ik hier een ander ijzerdraadje doorheen die ik eerst met een rondbektang gekruld had.
Toen de basis van mijn mobiel eenmaal hing heb ik besloten om het te versieren met geometrische vormen. Aan de ene helft van mijn balans hing ik cirkels versierd met groen tape. Aan de andere helft van mijn balans hing ik vierkanten versierd met oranje tape. Om de mobiel nog een beetje te decoreren heb ik op het laatste moment er nog kralen aangehangen. Aan beide kanten hingen twee vormen en 7 kralen. Hierdoor was de mobiel in balans/ in evenwicht.
Het eindresultaat. |
Doel 1: Je kunt de eerste drie ontwikkelingsfasen (van de 5) uit de theorie van Parsons onderscheiden.
Parsons heeft enkele jaren lang onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het esthetisch oordelen. Parsons heeft 5 ontwikkelingsfasen (ook bekend als 5 stadiums) ontworpen en beschreven waar een persoon zich in kan bevinden bij het esthetisch beoordelen van iets. Parsons is er van overtuigd dat ieder opeenvolgende fase in de esthetische ontwikkeling een beter en meer adequaat oordelen mogelijk maakt. Omdat basisschool leerlingen zich vooral in de eerste drie fases bevinden is het belangrijk dat wij de eerste drie ontwikkelingsfasen kunnen onderscheiden.
*Fase 1 (Favoritisme): Het jonge kind, onderbouw van de basisschool àHet oordeel van het kind is gebaseerd op de associaties die het kind met het beeld heeft. Zintuigen en kleur spelen hier een belangrijke rol bij. Het kind maakt niet goed onderscheid tussen morele en esthetische waarden.
*Fase 2 (Representatie): Het wat oudere kind, midden- en bovenbouw van de basisschool àHet oordeel van het kind is vooral gericht op de werkelijkheid. Is het kunstwerk realistisch?
*Fase 3 (Expressie): Beginnende tienerjaren, bovenbouw van de basisschool en eerste paar jaar van de middelbare school à Het kind kijkt vooral naar de intenties die de kunstenaar had bij het maken van het beeld. De betekenis van het werk wordt opgevat als een subjectieve ervaring van de maker. De betekenis van het werk is ondergeschikt aan de expressie/ het gevoel dat het werk bij de kijker losmaakt.
Doel 2: Je kunt verschillende typen vragen formuleren bij beelden uit de beeldcultuur.
Er bestaan veel verschillende typen vragen bij beelden uit de beeldcultuur. Zo kan je alleen al veel verschillende open en gesloten vragen formuleren. Bij het analyseren van een beeld kan je het best openvragen formuleren. Bij openvragen geef je een persoon de kans om zelf een mening te creëren over het beeld. Bij het formuleren van deze openvragen is het belangrijk om rekening te houden met je doelgroep. Jonge kinderen beoordelen een beeld op een hele andere manier met hele andere argumenten dan volwassenen. Je vragen moeten hier op aan sluiten.
Doel 3: Je kunt onderbouwen waarom een bepaalde vraag aansluit bij een bepaalde ontwikkelfase.
Bij het formuleren van verschillende typen vragen over beelden uit de beeldcultuur is het belangrijk om met je doelgroep rekening te houden. Zoals bij doel één al beschreven is bevinden verschillende leeftijden zich in verschillende ontwikkelingsfasen.
Bij jonge kinderen kan men bijvoorbeeld vragen formuleren die vooral inspelen op de zintuigen van het kind zoals "welke kleuren zie je?" Bij iets oudere kinderen kan je al wat dieper op het werk in gaan en bijvoorbeeld vragen waar het beeld op gebaseerd zou kunnen zijn. Aan tieners zou je kunnen vragen welke boodschap de maker met zijn werk mee wil geven en in hoeverre hij/zij daar in geslaagd is.
Bedankt voor het lezen van mijn blogpost!
-Manon
-Manon
Geen opmerkingen:
Een reactie posten