zondag 6 november 2016

Les 5, 04/11/2016

Afgelopen vrijdag hadden we alweer de laatste Beeldende Vorming les van de periode. Deze les konden we kiezen uit twee verschillende opdrachten. In de les stonden drie doelstellingen centraal.

Doelen van de les:
  • Je kunt de eerste drie ontwikkelingsfasen (van de 5) uit de theorie van Parsons onderscheiden.
  • Je kunt verschillende typen vragen formuleren bij beelden uit de beeldcultuur.
  • Je kunt onderbouwen waarom een bepaalde vraag aansluit bij een bepaalde ontwikkelfase.
De opdracht van de les:
*Eerste opdracht: Bij de eerste opdracht die je kon kiezen was het de bedoeling dat je van ijzerdraad een soort "mobiel" moest maken. Een eis bij deze opdracht was dat je met het ijzerdraad een balans moest maken. De mobiel moest dus in evenwicht zijn. Eventuele opties bij het maken van zo'n mobiel was om er circusfiguren of geometrische vormen aan te hangen. Bovendien kon je de mobiel nog versieren met kralen en tape.
Een balans gemaakt met geometrische vormen, voorbeeld opdracht 1.

















*Tweede opdracht: Bij de tweede opdracht die je kon kiezen was het de bedoeling dat je met goedkope materialen een dier kon bouwen. Zo kon je het lichaam van het dier vormgeven met proppen papier of karton. Daarna kon je met (gekleurde) tape het lichaam van het dier aan elkaar maken en decoreren. Je kon ervoor kiezen om het dier heel realistisch na te maken, of juist de natuurlijke vorm van het dier een beetje te manipuleren.
Een slak gemaakt van goedkope materialen, voorbeeld opdracht 2.


De uitvoering van de opdracht:
Deze les had ik gekozen voor opdracht 1: Het maken van een balans van ijzerdraad in de vorm van een "mobiel". Ik begon met het maken van de basis van mijn mobiel. Aan het plafond van het lokaal hingen ijzerdraadjes waaraan je een mobiel kon maken. Allereerst maakte ik aan zo'n ijzerdraadje een haakje met een rondbektang. Vervolgens stak ik hier een ander ijzerdraadje doorheen die ik eerst met een rondbektang gekruld had. 

De basis van mijn mobiel (balans)












Toen de basis van mijn mobiel eenmaal hing heb ik besloten om het te versieren met geometrische vormen. Aan de ene helft van mijn balans hing ik cirkels versierd met groen tape. Aan de andere helft van mijn balans hing ik vierkanten versierd met oranje tape. Om de mobiel nog een beetje te decoreren heb ik op het laatste moment er nog kralen aangehangen. Aan beide kanten hingen twee vormen en 7 kralen. Hierdoor was de mobiel in balans/ in evenwicht.

Het eindresultaat.


















Doel 1: Je kunt de eerste drie ontwikkelingsfasen (van de 5) uit de theorie van Parsons onderscheiden.
Parsons heeft enkele jaren lang onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het esthetisch oordelen. Parsons heeft 5 ontwikkelingsfasen (ook bekend als 5 stadiums) ontworpen en beschreven waar een persoon zich in kan bevinden bij het esthetisch beoordelen van iets. Parsons is er van overtuigd dat ieder opeenvolgende fase in de esthetische ontwikkeling een beter en meer adequaat oordelen mogelijk maakt. Omdat basisschool leerlingen zich vooral in de eerste drie fases bevinden is het belangrijk dat wij de eerste drie ontwikkelingsfasen kunnen onderscheiden.

*Fase 1 (Favoritisme): Het jonge kind, onderbouw van de basisschool àHet oordeel van het kind is gebaseerd op de associaties die het kind met het beeld heeft. Zintuigen en kleur spelen hier een belangrijke rol bij. Het kind maakt niet goed onderscheid tussen morele en esthetische waarden.
*Fase 2 (Representatie): Het wat oudere kind, midden- en bovenbouw van de basisschool àHet oordeel van het kind is vooral gericht op de werkelijkheid. Is het kunstwerk realistisch?
*Fase 3 (Expressie): Beginnende tienerjaren, bovenbouw van de basisschool en eerste paar jaar van de middelbare school à Het kind kijkt vooral naar de intenties die de kunstenaar had bij het maken van het beeld. De betekenis van het werk wordt opgevat als een subjectieve ervaring van de maker. De betekenis van het werk is ondergeschikt aan de expressie/ het gevoel dat het werk bij de kijker losmaakt.

Doel 2: Je kunt verschillende typen vragen formuleren bij beelden uit de beeldcultuur.
Er bestaan veel verschillende typen vragen bij beelden uit de beeldcultuur. Zo kan je alleen al veel verschillende open en gesloten vragen formuleren. Bij het analyseren van een beeld kan je het best openvragen formuleren. Bij openvragen geef je een persoon de kans om zelf een mening te creëren over het beeld. Bij het formuleren van deze openvragen is het belangrijk om rekening te houden met je doelgroep. Jonge kinderen beoordelen een beeld op een hele andere manier met hele andere argumenten dan volwassenen. Je vragen moeten hier op aan sluiten.

Doel 3: Je kunt onderbouwen waarom een bepaalde vraag aansluit bij een bepaalde ontwikkelfase.
Bij het formuleren van verschillende typen vragen over beelden uit de beeldcultuur is het belangrijk om met je doelgroep rekening te houden. Zoals bij doel één al beschreven is bevinden verschillende leeftijden zich in verschillende ontwikkelingsfasen.

Bij jonge kinderen kan men bijvoorbeeld vragen formuleren die vooral inspelen op de zintuigen van het kind zoals "welke kleuren zie je?" Bij iets oudere kinderen kan je al wat dieper op het werk in gaan en bijvoorbeeld vragen waar het beeld op gebaseerd zou kunnen zijn. Aan tieners zou je kunnen vragen welke boodschap de maker met zijn werk mee wil geven en in hoeverre hij/zij daar in geslaagd is.

Bedankt voor het lezen van mijn blogpost!
-Manon


zaterdag 29 oktober 2016

Les 4, 28/10/2016

Na al een aantal weken geen Beeldende Vorming meer gehad te hebben mochten we vandaag weer aan de slag. Vandaag hadden we niet één, maar twee leuke opdrachten. De vierde les had drie verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:
  • Je kunt drie perioden in de beeldcultuur (klassiek, modernistisch en postmodern) beschrijven.
  • Je kunt een beeld onderzoeken en omschrijven waarop de betekenis van het beeld gebaseerd is.
  • Je kunt aan de vorm of inhoud van een beeld een open en controleerbare opdracht koppelen.
De opdracht van de les:
*Eerste opdracht:
De eerste opdracht van vandaag gaat in op de bovenstaande doelstellingen. In drietallen kies je een kunstwerk uit, die je vervolgens gaat "bekijken". Het is de bedoeling dat je omschrijft wat je op het beeld ziet, wat je erbij denkt en hoe je erbij voelt.
Het is dan ook zeer belangrijk dat als je in je stageklas een kunstwerk laat zien je met de leerlingen een kijkrondje doet. Vraag aan ze: 'Wat zie je?' 'Waar denk je aan?' en 'Wat voel je?' Je moet je leerlingen als het ware leren kijken. Vervolgens was het de bedoeling om in dezelfde drietallen een pod-cast te maken over het gekozen kunstwerk. In de pod-cast vertel je met je groepje wat er volgens jou afspeelt op het gekozen kunstwerk/ beeld. Maak er je eigen verhaal bij.
*Tweede opdracht:
De tweede opdracht was minder op de doelstellingen van de les gericht. Deze opdracht was meer een "inspiratie opdracht" om in je stageklas uit te voeren. Ik had als opdracht voor groep 7 om een landschap waar iets dramatisch gebeurd af te beelden. Het was de bedoeling dat je met ecoline verfde.









Doel 1: Je kunt drie perioden in de beeldcultuur (klassiek, modernistisch en postmodern) beschrijven.
In de les hebben we kort, maar krachtig drie verschillende perioden in de beeldcultuur beschreven. We hebben eerst klassieke schilderijen bekeken. De klassieke schilderijen zijn vaak traditioneel. Vervolgens hebben we modernistische schilderijen bekeken. De modernistische schilderijen zijn "nieuwer" dan de klassieke schilderijen en een stuk abstracter. Het is niet raar als een kunstwerk alleen maar uit strepen en/of kleurvakken bestaat. Als reactie op de modernistische stroming ontstond het postmodernisme. Een van de belangrijkste kenmerken van het postmodernisme is de twijfel aan de waarheid.

Doel 2: Je kunt een beeld onderzoeken en omschrijven waarop de betekenis van het beeld gebaseerd is.
In de les hebben we in drietallen een beeld onderzocht terwijl we een pad-cast opnamen. Ik zat samen met Cindy en Louise in het groepje. We hadden een beeld van Frozen uitgekozen. Louise speelde de lerares en Cindy en ik waren de leerlingen. Louise stelde vragen aan de hand van de plaat aan ons. De vragen waren gebaseerd op de eerder genoemde vragen: "Wat zie je?" "Wat denk je?" en "Wat voel je?" Door het stellen van deze vragen onderzocht Louise de betekenis waarop het beeld gebaseerd is. De antwoorden van Cindy en van mij omschreven dan waar de betekenis van het beeld op gebaseerd is.

Doel 3: Je kunt aan de vorm of inhoud van een beeld een open en controleerbare opdracht koppelen.
In een eerdere blogpost heb ik al uitgelegd wat een controleerbare- en wat een open opdracht is. Een controleerbare opdracht betekend letterlijk een opdracht die controleerbaar is. Door het thema of de richtlijnen die gegeven worden bij de opdracht kan je controleren of de opdracht goed is uitgevoerd. Bij een beeld of kunstwerk kun je dus ook een controleerbare opdracht geven. De eerste opdracht die wij deze les uitgevoerd hebben was bijvoorbeeld een controleerbare opdracht. Het is namelijk controleerbaar of je met de pod-cast het kunstwerk/beeld goed onderzocht en omschreven hebt.
Bij een open opdracht word je veel "vrijer" gelaten en hoef je niet aan eisen van een opdracht te voldoen, je kan je eigen input geven. De eerste opdracht die wij deze les uitgevoerd hebben was dus ook voor een deel een open opdracht. We waren namelijk zelf in staat om een eigen kunstwerk/ beeld te kiezen. Zo zijn er nog veel meer mogelijkheden om een open- en controleerbare (of een combinatie van die twee) opdrachten te verzinnen.

Het eindresultaat
Helaas kan ik het eindresultaat van de eerste opdracht (de pod-cast) nu niet laten zien. Het fragment van de pod-cast is opgeslagen op een Ipad van de Hoge School en nu dus buiten mijn bereik.
Het eindresultaat van de tweede opdracht kunt u hieronder zien. Ik heb gekozen om als landschap waar iets dramatisch afspeelt de bosbranden in Californië weer te geven.














Bedankt voor het lezen!
Manon.


donderdag 20 oktober 2016

Stageopdracht: Beeldende Vorming

Voor het vak Beeldende Vormig is het de bedoeling dat we ook een stageopdracht uitvoeren. Vorige week dinsdag heb ik op mijn stageschool een les Beeldende Vorming gegeven.

Doel van de les:
Een goede les beeldende vorming sluit aan op de belevingswereld van de leerling, bestaat uit 3 procesfasen en omvat een beeldend probleem. In deze opdracht oefen je met een beeldende vorming les, de les moet uitdagend zijn voor kinderen en er moet een hoop plezier aan te beleven zijn.

Stageopdracht:
  • Je zet een bestaande les uit een methode BV (Moet je doen/ InGebeeld) om naar het lesfasemodel.
  • Je past de les aan zodat het aansluit bij de hedendaagse belevingswereld van het kind.
  • Je bedenkt een tot de verbeelding sprekende introductie van de les met beeldmateriaal.
  • Je voert deze les uit in je stageklas.
Voorbereiding:
Aangezien de opdracht op een methode BV gebaseerd moest zijn, heb ik in de mediatheek op de Hoge School de "Moet je doen" boeken eens doorgespit. Mijn les zou plaatsvinden op 4 oktober, aangezien dat dierendag is hoopte ik een les te vinden die hier op aansloot. Uiteindelijk heb ik voor les 16: Dierenmensen gekozen. Ik was er van overtuigd dat deze les goed past bij de hedendaagse belevingswereld van het kind.

Bij deze opdracht is het de bedoeling om een portret van jezelf te schilderen met een dierenkop. De leerlingen moeten echter goed nadenken over welk dier zij zijn. Het is de bedoeling dat de leerlingen een bewuste keuze maken. De leerlingen mogen niet hun lievelingsdier schilderen, ze moeten schilderen wat bij hun karakter past. Een klunzige leerling kan bijvoorbeeld zichzelf schilderen met een ezel kop, etc. Vervolgens moeten de leerlingen ook kunnen beargumenteren waarom zij voor dit specifieke dier gekozen hebben. Om de les uitdagender te maken heb ik besloten om de verftechniek "pointillisme" uit te leggen. Het is de bedoeling dat elke leerling aan het eind van de les een werkstuk kan schilderen m.b.v. deze techniek. De leerlingen mogen echter wel zelf kiezen of ze deze techniek toepassen in hun eindwerk of niet.

De benodigdheden voor deze les zijn: papier (bij voorkeur wit A4), potlood, kwasten, penselen en verf.

Uitvoering:
Ik heb deze les als volgt omgezet naar het lesfasemodel:
*Receptie: Introduceer het onderwerp, vraag of de leerlingen weten welke dag het is, vraag wie er thuis zelf huisdieren heeft (en welke), leg de opdracht uit met behulp van beeldmateriaal.
*Productie: Denk na over je dierenkop. Maak een schets van je werk met potlood. Maak je eindwerk met kwasten, gebruik een dikke kwast voor de grote lijnen en een penseel voor de details. Maak bij tijd over ook een passende achtergrond of je vrienden/ familie.
*Reflectie: Vraag klassikaal wat de leerlingen gemaakt hebben, vraag vervolgens waarom ze dat gemaakt hebben. Laat de leerlingen elkaars werk bekijken en geef elkaar tips en tops.

Nadat ik het onderwerp geïntroduceerd had en de bedoeling van de les uitgelegd had, gingen alle leerlingen enthousiast aan het werk. Omdat de ene leerling sneller dan de ander werkt was er altijd genoeg ruimte aan de "verftafel".  Aan de leerlingen die niet meteen een dier konden verzinnen heb ik vragen gesteld zoals 'wat zijn jouw hobby's?' Op deze manier kon elke leerling na een tijdje aan de slag gaan.


Na circa. een uur bezig geweest te zijn had bijna iedereen het portret af. De resultaten zijn erg mooi geworden. De leerlingen hadden duidelijk plezier in hun werk, dat is ook te merken aan hun eindwerkstuk.

Na een korte reflectie op de les konden de kinderen enthousiast naar huis gaan en hun werk aan hun ouders laten zien.

Ik vond het geven van een BV-les erg leuk en hoop het in de nabije toekomst nog eens te kunnen doen.

Bedankt voor het lezen,
Manon.




dinsdag 18 oktober 2016

Les 3, 07/10/2016

Vorige les hadden we van verpakkingsmateriaal een "racemonster" gemaakt. Deze les gingen we bij Beeldende Vorming een stop-motionanimatie filmpje maken met ons racemonster als hoofdrol! De derde les had drie verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:
  • Je kunt een korte stop-motionanimatie maken waarin bewegingssuggestie tot uitdrukking komt.
  • Je kunt benoemen welke werkprocessen aan bod zijn gekomen bij de totstandkoming van de animatie.
  • Je kunt met een vooraf bepaalde (beoordelings-)criteria reflecteren op het eigen (groeps-)werkstuk.
De opdracht van de les:
Deze les hadden we als opdracht om een korte Stop-motionanimatie film te maken. Met dezelfde groep als vorige week gingen we meteen enthousiast aan de slag. Een stop-motionanimatie is een filmpje die uit allemaal foto's bestaat. Als eerst maakte we een "storyboard", we bedachten dus de verhaallijn. Ons racemonster zou gaan vliegen tussen de bergen en vervolgens neerstorten. Vervolgens maakte we de decoratie voor bij ons verhaal. We konden gebruik maken van een green-screen, hierdoor konden we een perfecte omgeving voor het verhaal creëren. Daarna was het tijd voor het leukste: Het opnemen van onze stop-motionanimatie film!
Doel 1: Je kunt een korte stop-motionanimatie maken waarin bewegingssuggestie tot uitdrukking komt.
Bij het maken van een stop-motionanimatie is het de bedoeling dat je een leuk filmpje maakt d.m.v. allemaal foto's achterelkaar te plakken. Je kan een bewegingssuggestie tot uitdrukking laten komen door het object, ons racemonster, steeds een klein beetje te verplaatsen. Door steeds een nieuwe foto te maken van dezelfde setting, maar met het racemonster net iets anders krijg je een leuk effect. Als je de foto's namelijk snel achter elkaar afspeelt krijg je een bewegingssuggestie. Het lijkt of het racemonster echt beweegt.

Het opnemen van onze stop-motionanimatie film


















Doel 2: Je kunt benoemen welke werkprocessen aan bod zijn gekomen bij de totstandkoming van de animatie.
In het beeldend onderwijs kan men verschillende werkprocessen volgen: nabootsen, experimenteren/ improviseren, associatief werken, gebruik van toeval als ordeningsprincipe, planmatig en gefaseerd werken.

Bij het tot stand laten komen van onze animatiefilm hebben we vooral het werkproces experimenteren veel gebruikt. Het was in eerste instantie nogal moeilijk om ons racemonster daadwerkelijk te laten vliegen, hoe doe je dit? Het filmen van ons vliegende racemonster heeft dan ook meerdere pogingen nodig gehad, maar door het experimenteren (wat werkt wel en wat niet?) is het ons uiteindelijk wel gelukt. Bovendien hebben we gebruik gemaakt van toeval als ordeningsprincipe en planmatig en gefaseerd werken.

Doel 3: Je kunt met een vooraf bepaalde (beoordelings-)criteria reflecteren op het eigen (groeps-)werkstuk.
Na afloop van de les hebben we als groep gekeken naar ons eindproduct. We bespraken wat we van de opdracht vonden en hoe we die uitgevoerd hebben, wat ging er goed en wat minder? Vervolgens hebben we met de gehele klas besproken wat we er van vonden. Officieel zouden we elkaars animatie nog beoordelen op vorm, inhoud en techniek via een toetsmatrijs, maar dit is niet meer ter sprake gekomen.

We hebben tijdens het maken van onze stop-motionanimatie film veel gelachen en geleerd.
Al met al was deze les zeer geslaagd.

Bedankt voor het lezen,
Manon :)





zondag 25 september 2016

Les 2, 23/09/2016

Afgelopen vrijdag hadden we onze tweede les van Beeldende Vorming. Er was ons van te voren gevraagd om "verpakkingsmateriaal" mee te nemen. Denk hierbij aan voorwerpen zoals: dozen, flesjes, dopjes, etc. Ik was erg benieuwd wat we met dit verzamelde materiaal moesten doen. De tweede les had vier verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:

  • Je kunt aangeven wat de procesdoelen en de productdoelen van de beeldende opdracht zijn.
  • Je kunt een werkstuk maken van kosteloos materiaal door middel van het werkproces experimenteren.
  • Je kunt tenminste drie verschillende assemblagetechnieken onderscheiden en toepassen in het werkstuk.
  • Je kunt een storyboard ontwerpen voor een korte stop-motion animatiefilm.

De opdracht van de les:
Nadat we de doelstellingen van deze les behandeld hadden werd de opdracht geïntroduceerd en uitgelegd. We kregen als opdracht om van oud/ kosteloos materiaal een racemonster te bouwen. Ons meegebrachte materiaal dienden dus als onderdelen voor het voertuig. De opdracht kon in je eentje uitgevoerd worden, maar er kon ook een samenwerkingsopdracht van gemaakt worden. Samen met nog zeven andere besloten we daarom om één super grote racemonster te bouwen. We legden als ons materiaal in het midden van de tafel en gingen aan de slag. Bij het uitvoeren van deze opdracht hebben we rekening gehouden met de vier doelstellingen van deze les.

Doel 1: De procesdoelen en de productdoelen
Elke opdracht bij Beeldende Vorming heeft z'n eigen proces- en productdoel. Elke opdracht die wij bij Beeldende Vorming uitvoeren bestaat dus niet slechts uit "knippen en plakken", maar er ligt een diepere gedachte achter. Zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering als bij het eindresultaat van de opdracht is er een doel.

Het procesdoel van deze les was om te kunnen experimenteren. Hoe kan je een goed racemonster maken met het materiaal wat je ter beschikking hebt? Hoe combineer je deze materialen en zorg je dat het één geheel wordt? Wat werkt er dus wél, en wat niet. Dit moest onderzocht worden.

Het productdoel van deze les was om aan het eind van de les een racemonster gebouwd te hebben van slechts kosteloos materiaal.

Doel 2: Een werkstuk maken van kosteloos materiaal d.m.v. het werkproces experimenteren
Dit doel sluit aan bij het procesdoel van de eerste doelstelling van deze les. Hier ligt de nadruk echter nog meer op experimenteren. Het is dus niet de bedoeling dat je meteen je eindproduct gaat maken, maar dat je voorafgaand eerst onderzoekt welke aanpak werkt en welke niet. Het proces van het maken van het racemonster is dus minstens zo belangrijk als het eindresultaat.
Experimenteren met kosteloos materiaal















Doel 3: Drie verschillende assemblagetechnieken
Bij het maken van ons racemonster is het dus de bedoeling dat er rekening wordt gehouden met de manier hoe de onderwerpen aan elkaar gemonteerd worden. De verschillende onderdelen moeten op minstens drie verschillende manieren met elkaar verbonden zien te worden. Zo hebben wij bij het maken van ons racemonster gebruik gemaakt van het lijmpistool, tape en gewone lijm. Bovendien hebben we bij het vastmaken van de vlammen aan de uitlaat (zie onderstaande foto) gebruik gemaakt van een andere manier. We hebben in het karton van de vlammen een gleuf geknipt, waardoor we die zo op de fles konden schuiven. 


Doel 4: Een storyboard ontwerpen voor een korte stop-motion animatiefilm.
Het is de bedoeling om een korte stop-motion animatiefilm te maken met onze racemonsters in de hoofdrollen. Voorafgaand aan het maken van deze film moeten we een storyboard ontwerpen. Hier komt te staan waar onze film over gaat en hoe we dat gaan aanpakken. In les drie krijgen we hier meer over uitgelegd.

Het eindresultaat:
Na circa 1.5 uur hard gewerkt te hebben was ons mega racemonster af! Ons voertuig kan niet alleen rijden, maar ook vliegen.














Bedankt voor het lezen!
-Manon

Het mega racemonster team

zondag 18 september 2016

Les 1, 16/09/2016

We begonnen de les met een korte introductie over het vak Beeldende Vorming. Bij het vak Beeldende Vorming leren we hoe belangrijk kunst voor leerlingen op het basisonderwijs is. Bovendien leren we verschillende projecten die goed uitvoerbaar zijn op de basisschool met de leerlingen. De eerste les had drie verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:
  • Je kunt de 3 procesfasen van het lesfasemodel voor Beeldende Vorming onderscheiden.
  • Je kunt omschrijven wat beeldtaal is en op welke manier dit in het basisonderwijs een rol speelt.
  • Je kunt aangeven wat een open en controleerbare opdracht is en waarom dat belangrijk is bij Beeldende Vorming.

Doel 1: De drie procesfasen van het lesfasemodel voor Beeldende Vorming
Er zijn drie verschillende lesfases die men kan onderscheiden bij het lesfasemodel voor Beeldende Vorming. De eerste is receptie, de tweede is productie (ook bekend als actief) en de derde is reflectie. 

Bij receptie moet men denken aan de manier waarop een tekst of kunstwerk door de lezer of kijker wordt ontvangen. Het gaat hier om de ontvangst van de boodschap. Bij productie (of actief) gaat het om de uitvoering van de opdracht. Bij reflectie kijkt men terug op het eigen werk en dat van anderen, men geeft en/of ontvangt eventueel feedback.

De drie procesfasen van het lesfasemodel komen terug in de lesopbouw bij het vak Beeldende Vorming. De lesopbouw ziet er als volgt uit:
  • Context (receptief)
  • Opdracht
  • Uitvoering (productief/ actief)
  • Afsluiting (reflectief)
Deze lesopbouw kan ook goed gehanteerd worden bij het geven van een kunstles op de basisschool. 

Doel 2: De omschrijving en de rol van beeldtaal (in het basisonderwijs)
Met beeldtaal wil men een boodschap overbrengen door middel van beelden, taal, muziek, spel en beweging. De leerlingen leren beeldtaal om er mee te kunnen communiceren en gevoelens en ervaringen mee uit te drukken. Bovendien verwerven de leerlingen enige kennis en waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.

Doel 3: Open en controleerbare opdrachten
In het basisonderwijs kan je de leerlingen zowel open- als controleerbare opdrachten aanbieden. Een open opdracht houdt in dat de leerlingen geheel vrij staan in het uitvoeren van de opdracht. De leerling heeft zelf invloed op de opdracht en kan zelf kiezen wat hij/zij gaat maken. Bij een controleerbare opdracht is de leerling niet geheel vrij bij het uitvoeren van de opdracht. Aan de opdracht zijn kaders verbonden waar de leerlingen zich aan moeten houden. Een controleerbare opdracht hoeft echter niet geheel controleerbaar te zijn. Zo kan je de leerlingen een opdracht geven met een specifiek thema, bijvoorbeeld je lievelingskleur, maar mogen de leerlingen de opdracht verder wel vrij uitvoeren.

De inhoud van de les:
Nadat we de doelstellingen van deze les behandeld hadden gingen we aan de slag. Eerst werd de opdracht van de les geïntoduceerd en uitgelegd (receptie). 

We konden kiezen uit twee verschillende opdrachten. De eerste optie was om op een vel papier je lievelingsdier te maken. Dit deed je door andere papiervellen in stukken te scheuren, met deze scheursels kon je je eigen dier maken. Bovendien kon je je dier je lievelingssport laten beoefenen. Vervolgens kon je je werk verven en het afdrukken op een ander vel papier. De tweede optie was om op een vel papier de skyline van de stad waar je woont te maken, ook bij deze opdracht was het mogelijk om achteraf een afdruk met verf van je werk te maken.

Beide opdrachten zijn controleerbaar, er zijn namelijk eisen gesteld waar je werk aan moet voldoen. Heb je wel een dier gemaakt? Of heb je wel de skyline van je stad gemaakt? Beide opdrachten zijn echter ook open. We waren zelf in staat om te kiezen welk dier we wilden maken of welke gebouwen je wilde laten voorkomen in je skyline.

Ik heb gekozen voor de tweede opdracht: de skyline van mijn stad maken. Ik heb voor deze opdracht gekozen omdat deze opdracht beter aansluit bij het niveau van groep 7 op de basisschool (mijn stageklas). 

De uitvoering van de opdracht (productief/ actief) ging als volgt:
  1.  Kies drie gekleurde papiervellen.
  2. Gebruik één vel als achtergrond van je skyline. Gebruik de overige twee om je skyline te maken. Dit doe je door met een schaar verschillende gebouwen/ bomen/ etc. uit te knippen.
  3. Plak je skyline met lijm op je achtergrond vel. Nu heb je het eerste deel uitgevoerd.
  4. Kies een kleur verf uit om je skyline mee te verven.
  5. Gebruik een verfroller om je gehele skyline (ook de achtergrond) te verven.
  6. Pak een nieuw vel papier.
  7. Druk je geverfde skyline op het nieuwe vel en duw het goed aan.
  8. Haal het nieuwe vel voorzichtig van je geverfde skyline af.
  9. Je werk is klaar! Je hebt nu een afdruk van je eigen skyline.
Het maken van de skyline (stap 1 t/m 3)
Mijn gemaakte skyline, nog zonder verf
























Het verven van de skyline


















De verfafdruk van mijn skyline.
(Eindresultaat)

















Aan het eind van de les toen iedereen klaar was met zijn opdracht bespraken we met z'n allen wat we er van vonden (reflectief). Wat ging er goed? Wat kon er beter? Zijn onze verwachtingen nagekomen? Was de opdracht leuk?

De benodigheden van beide opdrachten zijn slechts papier, lijm en een schaar. Deze spullen kan je op elke basisschool terug vinden. Nu zijn we er klaar voor om onze eerste kunstles in het basisonderwijs te geven.

Bedankt voor het lezen!
-Manon