zaterdag 29 oktober 2016

Les 4, 28/10/2016

Na al een aantal weken geen Beeldende Vorming meer gehad te hebben mochten we vandaag weer aan de slag. Vandaag hadden we niet één, maar twee leuke opdrachten. De vierde les had drie verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:
  • Je kunt drie perioden in de beeldcultuur (klassiek, modernistisch en postmodern) beschrijven.
  • Je kunt een beeld onderzoeken en omschrijven waarop de betekenis van het beeld gebaseerd is.
  • Je kunt aan de vorm of inhoud van een beeld een open en controleerbare opdracht koppelen.
De opdracht van de les:
*Eerste opdracht:
De eerste opdracht van vandaag gaat in op de bovenstaande doelstellingen. In drietallen kies je een kunstwerk uit, die je vervolgens gaat "bekijken". Het is de bedoeling dat je omschrijft wat je op het beeld ziet, wat je erbij denkt en hoe je erbij voelt.
Het is dan ook zeer belangrijk dat als je in je stageklas een kunstwerk laat zien je met de leerlingen een kijkrondje doet. Vraag aan ze: 'Wat zie je?' 'Waar denk je aan?' en 'Wat voel je?' Je moet je leerlingen als het ware leren kijken. Vervolgens was het de bedoeling om in dezelfde drietallen een pod-cast te maken over het gekozen kunstwerk. In de pod-cast vertel je met je groepje wat er volgens jou afspeelt op het gekozen kunstwerk/ beeld. Maak er je eigen verhaal bij.
*Tweede opdracht:
De tweede opdracht was minder op de doelstellingen van de les gericht. Deze opdracht was meer een "inspiratie opdracht" om in je stageklas uit te voeren. Ik had als opdracht voor groep 7 om een landschap waar iets dramatisch gebeurd af te beelden. Het was de bedoeling dat je met ecoline verfde.









Doel 1: Je kunt drie perioden in de beeldcultuur (klassiek, modernistisch en postmodern) beschrijven.
In de les hebben we kort, maar krachtig drie verschillende perioden in de beeldcultuur beschreven. We hebben eerst klassieke schilderijen bekeken. De klassieke schilderijen zijn vaak traditioneel. Vervolgens hebben we modernistische schilderijen bekeken. De modernistische schilderijen zijn "nieuwer" dan de klassieke schilderijen en een stuk abstracter. Het is niet raar als een kunstwerk alleen maar uit strepen en/of kleurvakken bestaat. Als reactie op de modernistische stroming ontstond het postmodernisme. Een van de belangrijkste kenmerken van het postmodernisme is de twijfel aan de waarheid.

Doel 2: Je kunt een beeld onderzoeken en omschrijven waarop de betekenis van het beeld gebaseerd is.
In de les hebben we in drietallen een beeld onderzocht terwijl we een pad-cast opnamen. Ik zat samen met Cindy en Louise in het groepje. We hadden een beeld van Frozen uitgekozen. Louise speelde de lerares en Cindy en ik waren de leerlingen. Louise stelde vragen aan de hand van de plaat aan ons. De vragen waren gebaseerd op de eerder genoemde vragen: "Wat zie je?" "Wat denk je?" en "Wat voel je?" Door het stellen van deze vragen onderzocht Louise de betekenis waarop het beeld gebaseerd is. De antwoorden van Cindy en van mij omschreven dan waar de betekenis van het beeld op gebaseerd is.

Doel 3: Je kunt aan de vorm of inhoud van een beeld een open en controleerbare opdracht koppelen.
In een eerdere blogpost heb ik al uitgelegd wat een controleerbare- en wat een open opdracht is. Een controleerbare opdracht betekend letterlijk een opdracht die controleerbaar is. Door het thema of de richtlijnen die gegeven worden bij de opdracht kan je controleren of de opdracht goed is uitgevoerd. Bij een beeld of kunstwerk kun je dus ook een controleerbare opdracht geven. De eerste opdracht die wij deze les uitgevoerd hebben was bijvoorbeeld een controleerbare opdracht. Het is namelijk controleerbaar of je met de pod-cast het kunstwerk/beeld goed onderzocht en omschreven hebt.
Bij een open opdracht word je veel "vrijer" gelaten en hoef je niet aan eisen van een opdracht te voldoen, je kan je eigen input geven. De eerste opdracht die wij deze les uitgevoerd hebben was dus ook voor een deel een open opdracht. We waren namelijk zelf in staat om een eigen kunstwerk/ beeld te kiezen. Zo zijn er nog veel meer mogelijkheden om een open- en controleerbare (of een combinatie van die twee) opdrachten te verzinnen.

Het eindresultaat
Helaas kan ik het eindresultaat van de eerste opdracht (de pod-cast) nu niet laten zien. Het fragment van de pod-cast is opgeslagen op een Ipad van de Hoge School en nu dus buiten mijn bereik.
Het eindresultaat van de tweede opdracht kunt u hieronder zien. Ik heb gekozen om als landschap waar iets dramatisch afspeelt de bosbranden in Californië weer te geven.














Bedankt voor het lezen!
Manon.


donderdag 20 oktober 2016

Stageopdracht: Beeldende Vorming

Voor het vak Beeldende Vormig is het de bedoeling dat we ook een stageopdracht uitvoeren. Vorige week dinsdag heb ik op mijn stageschool een les Beeldende Vorming gegeven.

Doel van de les:
Een goede les beeldende vorming sluit aan op de belevingswereld van de leerling, bestaat uit 3 procesfasen en omvat een beeldend probleem. In deze opdracht oefen je met een beeldende vorming les, de les moet uitdagend zijn voor kinderen en er moet een hoop plezier aan te beleven zijn.

Stageopdracht:
  • Je zet een bestaande les uit een methode BV (Moet je doen/ InGebeeld) om naar het lesfasemodel.
  • Je past de les aan zodat het aansluit bij de hedendaagse belevingswereld van het kind.
  • Je bedenkt een tot de verbeelding sprekende introductie van de les met beeldmateriaal.
  • Je voert deze les uit in je stageklas.
Voorbereiding:
Aangezien de opdracht op een methode BV gebaseerd moest zijn, heb ik in de mediatheek op de Hoge School de "Moet je doen" boeken eens doorgespit. Mijn les zou plaatsvinden op 4 oktober, aangezien dat dierendag is hoopte ik een les te vinden die hier op aansloot. Uiteindelijk heb ik voor les 16: Dierenmensen gekozen. Ik was er van overtuigd dat deze les goed past bij de hedendaagse belevingswereld van het kind.

Bij deze opdracht is het de bedoeling om een portret van jezelf te schilderen met een dierenkop. De leerlingen moeten echter goed nadenken over welk dier zij zijn. Het is de bedoeling dat de leerlingen een bewuste keuze maken. De leerlingen mogen niet hun lievelingsdier schilderen, ze moeten schilderen wat bij hun karakter past. Een klunzige leerling kan bijvoorbeeld zichzelf schilderen met een ezel kop, etc. Vervolgens moeten de leerlingen ook kunnen beargumenteren waarom zij voor dit specifieke dier gekozen hebben. Om de les uitdagender te maken heb ik besloten om de verftechniek "pointillisme" uit te leggen. Het is de bedoeling dat elke leerling aan het eind van de les een werkstuk kan schilderen m.b.v. deze techniek. De leerlingen mogen echter wel zelf kiezen of ze deze techniek toepassen in hun eindwerk of niet.

De benodigdheden voor deze les zijn: papier (bij voorkeur wit A4), potlood, kwasten, penselen en verf.

Uitvoering:
Ik heb deze les als volgt omgezet naar het lesfasemodel:
*Receptie: Introduceer het onderwerp, vraag of de leerlingen weten welke dag het is, vraag wie er thuis zelf huisdieren heeft (en welke), leg de opdracht uit met behulp van beeldmateriaal.
*Productie: Denk na over je dierenkop. Maak een schets van je werk met potlood. Maak je eindwerk met kwasten, gebruik een dikke kwast voor de grote lijnen en een penseel voor de details. Maak bij tijd over ook een passende achtergrond of je vrienden/ familie.
*Reflectie: Vraag klassikaal wat de leerlingen gemaakt hebben, vraag vervolgens waarom ze dat gemaakt hebben. Laat de leerlingen elkaars werk bekijken en geef elkaar tips en tops.

Nadat ik het onderwerp geïntroduceerd had en de bedoeling van de les uitgelegd had, gingen alle leerlingen enthousiast aan het werk. Omdat de ene leerling sneller dan de ander werkt was er altijd genoeg ruimte aan de "verftafel".  Aan de leerlingen die niet meteen een dier konden verzinnen heb ik vragen gesteld zoals 'wat zijn jouw hobby's?' Op deze manier kon elke leerling na een tijdje aan de slag gaan.


Na circa. een uur bezig geweest te zijn had bijna iedereen het portret af. De resultaten zijn erg mooi geworden. De leerlingen hadden duidelijk plezier in hun werk, dat is ook te merken aan hun eindwerkstuk.

Na een korte reflectie op de les konden de kinderen enthousiast naar huis gaan en hun werk aan hun ouders laten zien.

Ik vond het geven van een BV-les erg leuk en hoop het in de nabije toekomst nog eens te kunnen doen.

Bedankt voor het lezen,
Manon.




dinsdag 18 oktober 2016

Les 3, 07/10/2016

Vorige les hadden we van verpakkingsmateriaal een "racemonster" gemaakt. Deze les gingen we bij Beeldende Vorming een stop-motionanimatie filmpje maken met ons racemonster als hoofdrol! De derde les had drie verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:
  • Je kunt een korte stop-motionanimatie maken waarin bewegingssuggestie tot uitdrukking komt.
  • Je kunt benoemen welke werkprocessen aan bod zijn gekomen bij de totstandkoming van de animatie.
  • Je kunt met een vooraf bepaalde (beoordelings-)criteria reflecteren op het eigen (groeps-)werkstuk.
De opdracht van de les:
Deze les hadden we als opdracht om een korte Stop-motionanimatie film te maken. Met dezelfde groep als vorige week gingen we meteen enthousiast aan de slag. Een stop-motionanimatie is een filmpje die uit allemaal foto's bestaat. Als eerst maakte we een "storyboard", we bedachten dus de verhaallijn. Ons racemonster zou gaan vliegen tussen de bergen en vervolgens neerstorten. Vervolgens maakte we de decoratie voor bij ons verhaal. We konden gebruik maken van een green-screen, hierdoor konden we een perfecte omgeving voor het verhaal creëren. Daarna was het tijd voor het leukste: Het opnemen van onze stop-motionanimatie film!
Doel 1: Je kunt een korte stop-motionanimatie maken waarin bewegingssuggestie tot uitdrukking komt.
Bij het maken van een stop-motionanimatie is het de bedoeling dat je een leuk filmpje maakt d.m.v. allemaal foto's achterelkaar te plakken. Je kan een bewegingssuggestie tot uitdrukking laten komen door het object, ons racemonster, steeds een klein beetje te verplaatsen. Door steeds een nieuwe foto te maken van dezelfde setting, maar met het racemonster net iets anders krijg je een leuk effect. Als je de foto's namelijk snel achter elkaar afspeelt krijg je een bewegingssuggestie. Het lijkt of het racemonster echt beweegt.

Het opnemen van onze stop-motionanimatie film


















Doel 2: Je kunt benoemen welke werkprocessen aan bod zijn gekomen bij de totstandkoming van de animatie.
In het beeldend onderwijs kan men verschillende werkprocessen volgen: nabootsen, experimenteren/ improviseren, associatief werken, gebruik van toeval als ordeningsprincipe, planmatig en gefaseerd werken.

Bij het tot stand laten komen van onze animatiefilm hebben we vooral het werkproces experimenteren veel gebruikt. Het was in eerste instantie nogal moeilijk om ons racemonster daadwerkelijk te laten vliegen, hoe doe je dit? Het filmen van ons vliegende racemonster heeft dan ook meerdere pogingen nodig gehad, maar door het experimenteren (wat werkt wel en wat niet?) is het ons uiteindelijk wel gelukt. Bovendien hebben we gebruik gemaakt van toeval als ordeningsprincipe en planmatig en gefaseerd werken.

Doel 3: Je kunt met een vooraf bepaalde (beoordelings-)criteria reflecteren op het eigen (groeps-)werkstuk.
Na afloop van de les hebben we als groep gekeken naar ons eindproduct. We bespraken wat we van de opdracht vonden en hoe we die uitgevoerd hebben, wat ging er goed en wat minder? Vervolgens hebben we met de gehele klas besproken wat we er van vonden. Officieel zouden we elkaars animatie nog beoordelen op vorm, inhoud en techniek via een toetsmatrijs, maar dit is niet meer ter sprake gekomen.

We hebben tijdens het maken van onze stop-motionanimatie film veel gelachen en geleerd.
Al met al was deze les zeer geslaagd.

Bedankt voor het lezen,
Manon :)