zondag 25 september 2016

Les 2, 23/09/2016

Afgelopen vrijdag hadden we onze tweede les van Beeldende Vorming. Er was ons van te voren gevraagd om "verpakkingsmateriaal" mee te nemen. Denk hierbij aan voorwerpen zoals: dozen, flesjes, dopjes, etc. Ik was erg benieuwd wat we met dit verzamelde materiaal moesten doen. De tweede les had vier verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:

  • Je kunt aangeven wat de procesdoelen en de productdoelen van de beeldende opdracht zijn.
  • Je kunt een werkstuk maken van kosteloos materiaal door middel van het werkproces experimenteren.
  • Je kunt tenminste drie verschillende assemblagetechnieken onderscheiden en toepassen in het werkstuk.
  • Je kunt een storyboard ontwerpen voor een korte stop-motion animatiefilm.

De opdracht van de les:
Nadat we de doelstellingen van deze les behandeld hadden werd de opdracht geïntroduceerd en uitgelegd. We kregen als opdracht om van oud/ kosteloos materiaal een racemonster te bouwen. Ons meegebrachte materiaal dienden dus als onderdelen voor het voertuig. De opdracht kon in je eentje uitgevoerd worden, maar er kon ook een samenwerkingsopdracht van gemaakt worden. Samen met nog zeven andere besloten we daarom om één super grote racemonster te bouwen. We legden als ons materiaal in het midden van de tafel en gingen aan de slag. Bij het uitvoeren van deze opdracht hebben we rekening gehouden met de vier doelstellingen van deze les.

Doel 1: De procesdoelen en de productdoelen
Elke opdracht bij Beeldende Vorming heeft z'n eigen proces- en productdoel. Elke opdracht die wij bij Beeldende Vorming uitvoeren bestaat dus niet slechts uit "knippen en plakken", maar er ligt een diepere gedachte achter. Zowel bij de voorbereiding als bij de uitvoering als bij het eindresultaat van de opdracht is er een doel.

Het procesdoel van deze les was om te kunnen experimenteren. Hoe kan je een goed racemonster maken met het materiaal wat je ter beschikking hebt? Hoe combineer je deze materialen en zorg je dat het één geheel wordt? Wat werkt er dus wél, en wat niet. Dit moest onderzocht worden.

Het productdoel van deze les was om aan het eind van de les een racemonster gebouwd te hebben van slechts kosteloos materiaal.

Doel 2: Een werkstuk maken van kosteloos materiaal d.m.v. het werkproces experimenteren
Dit doel sluit aan bij het procesdoel van de eerste doelstelling van deze les. Hier ligt de nadruk echter nog meer op experimenteren. Het is dus niet de bedoeling dat je meteen je eindproduct gaat maken, maar dat je voorafgaand eerst onderzoekt welke aanpak werkt en welke niet. Het proces van het maken van het racemonster is dus minstens zo belangrijk als het eindresultaat.
Experimenteren met kosteloos materiaal















Doel 3: Drie verschillende assemblagetechnieken
Bij het maken van ons racemonster is het dus de bedoeling dat er rekening wordt gehouden met de manier hoe de onderwerpen aan elkaar gemonteerd worden. De verschillende onderdelen moeten op minstens drie verschillende manieren met elkaar verbonden zien te worden. Zo hebben wij bij het maken van ons racemonster gebruik gemaakt van het lijmpistool, tape en gewone lijm. Bovendien hebben we bij het vastmaken van de vlammen aan de uitlaat (zie onderstaande foto) gebruik gemaakt van een andere manier. We hebben in het karton van de vlammen een gleuf geknipt, waardoor we die zo op de fles konden schuiven. 


Doel 4: Een storyboard ontwerpen voor een korte stop-motion animatiefilm.
Het is de bedoeling om een korte stop-motion animatiefilm te maken met onze racemonsters in de hoofdrollen. Voorafgaand aan het maken van deze film moeten we een storyboard ontwerpen. Hier komt te staan waar onze film over gaat en hoe we dat gaan aanpakken. In les drie krijgen we hier meer over uitgelegd.

Het eindresultaat:
Na circa 1.5 uur hard gewerkt te hebben was ons mega racemonster af! Ons voertuig kan niet alleen rijden, maar ook vliegen.














Bedankt voor het lezen!
-Manon

Het mega racemonster team

zondag 18 september 2016

Les 1, 16/09/2016

We begonnen de les met een korte introductie over het vak Beeldende Vorming. Bij het vak Beeldende Vorming leren we hoe belangrijk kunst voor leerlingen op het basisonderwijs is. Bovendien leren we verschillende projecten die goed uitvoerbaar zijn op de basisschool met de leerlingen. De eerste les had drie verschillende doelstellingen.

Doelen van de les:
  • Je kunt de 3 procesfasen van het lesfasemodel voor Beeldende Vorming onderscheiden.
  • Je kunt omschrijven wat beeldtaal is en op welke manier dit in het basisonderwijs een rol speelt.
  • Je kunt aangeven wat een open en controleerbare opdracht is en waarom dat belangrijk is bij Beeldende Vorming.

Doel 1: De drie procesfasen van het lesfasemodel voor Beeldende Vorming
Er zijn drie verschillende lesfases die men kan onderscheiden bij het lesfasemodel voor Beeldende Vorming. De eerste is receptie, de tweede is productie (ook bekend als actief) en de derde is reflectie. 

Bij receptie moet men denken aan de manier waarop een tekst of kunstwerk door de lezer of kijker wordt ontvangen. Het gaat hier om de ontvangst van de boodschap. Bij productie (of actief) gaat het om de uitvoering van de opdracht. Bij reflectie kijkt men terug op het eigen werk en dat van anderen, men geeft en/of ontvangt eventueel feedback.

De drie procesfasen van het lesfasemodel komen terug in de lesopbouw bij het vak Beeldende Vorming. De lesopbouw ziet er als volgt uit:
  • Context (receptief)
  • Opdracht
  • Uitvoering (productief/ actief)
  • Afsluiting (reflectief)
Deze lesopbouw kan ook goed gehanteerd worden bij het geven van een kunstles op de basisschool. 

Doel 2: De omschrijving en de rol van beeldtaal (in het basisonderwijs)
Met beeldtaal wil men een boodschap overbrengen door middel van beelden, taal, muziek, spel en beweging. De leerlingen leren beeldtaal om er mee te kunnen communiceren en gevoelens en ervaringen mee uit te drukken. Bovendien verwerven de leerlingen enige kennis en waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.

Doel 3: Open en controleerbare opdrachten
In het basisonderwijs kan je de leerlingen zowel open- als controleerbare opdrachten aanbieden. Een open opdracht houdt in dat de leerlingen geheel vrij staan in het uitvoeren van de opdracht. De leerling heeft zelf invloed op de opdracht en kan zelf kiezen wat hij/zij gaat maken. Bij een controleerbare opdracht is de leerling niet geheel vrij bij het uitvoeren van de opdracht. Aan de opdracht zijn kaders verbonden waar de leerlingen zich aan moeten houden. Een controleerbare opdracht hoeft echter niet geheel controleerbaar te zijn. Zo kan je de leerlingen een opdracht geven met een specifiek thema, bijvoorbeeld je lievelingskleur, maar mogen de leerlingen de opdracht verder wel vrij uitvoeren.

De inhoud van de les:
Nadat we de doelstellingen van deze les behandeld hadden gingen we aan de slag. Eerst werd de opdracht van de les geïntoduceerd en uitgelegd (receptie). 

We konden kiezen uit twee verschillende opdrachten. De eerste optie was om op een vel papier je lievelingsdier te maken. Dit deed je door andere papiervellen in stukken te scheuren, met deze scheursels kon je je eigen dier maken. Bovendien kon je je dier je lievelingssport laten beoefenen. Vervolgens kon je je werk verven en het afdrukken op een ander vel papier. De tweede optie was om op een vel papier de skyline van de stad waar je woont te maken, ook bij deze opdracht was het mogelijk om achteraf een afdruk met verf van je werk te maken.

Beide opdrachten zijn controleerbaar, er zijn namelijk eisen gesteld waar je werk aan moet voldoen. Heb je wel een dier gemaakt? Of heb je wel de skyline van je stad gemaakt? Beide opdrachten zijn echter ook open. We waren zelf in staat om te kiezen welk dier we wilden maken of welke gebouwen je wilde laten voorkomen in je skyline.

Ik heb gekozen voor de tweede opdracht: de skyline van mijn stad maken. Ik heb voor deze opdracht gekozen omdat deze opdracht beter aansluit bij het niveau van groep 7 op de basisschool (mijn stageklas). 

De uitvoering van de opdracht (productief/ actief) ging als volgt:
  1.  Kies drie gekleurde papiervellen.
  2. Gebruik één vel als achtergrond van je skyline. Gebruik de overige twee om je skyline te maken. Dit doe je door met een schaar verschillende gebouwen/ bomen/ etc. uit te knippen.
  3. Plak je skyline met lijm op je achtergrond vel. Nu heb je het eerste deel uitgevoerd.
  4. Kies een kleur verf uit om je skyline mee te verven.
  5. Gebruik een verfroller om je gehele skyline (ook de achtergrond) te verven.
  6. Pak een nieuw vel papier.
  7. Druk je geverfde skyline op het nieuwe vel en duw het goed aan.
  8. Haal het nieuwe vel voorzichtig van je geverfde skyline af.
  9. Je werk is klaar! Je hebt nu een afdruk van je eigen skyline.
Het maken van de skyline (stap 1 t/m 3)
Mijn gemaakte skyline, nog zonder verf
























Het verven van de skyline


















De verfafdruk van mijn skyline.
(Eindresultaat)

















Aan het eind van de les toen iedereen klaar was met zijn opdracht bespraken we met z'n allen wat we er van vonden (reflectief). Wat ging er goed? Wat kon er beter? Zijn onze verwachtingen nagekomen? Was de opdracht leuk?

De benodigheden van beide opdrachten zijn slechts papier, lijm en een schaar. Deze spullen kan je op elke basisschool terug vinden. Nu zijn we er klaar voor om onze eerste kunstles in het basisonderwijs te geven.

Bedankt voor het lezen!
-Manon